Vocabolario del giorno
voedsel (alimento)
brood (pane)
melk (latte)
kaas (formaggio)
fruit (frutta)
groente (verdura)
vlees (carne)
vis (pesce)
eieren (uova)
boter (burro)
olie (olio)
azijn (aceto)
uitverkoop (sale)
suiker (zucchero)
pasta (pasta)
rijst (riso)
koffie (caffè)
thee (tè)
water (acqua)
wijn (vino)
sap (succo)
zoetwaren (dolci)
ijs (gelato)
beschuitjes (biscotti)
supermarkt (supermercato)
markt (mercato)
boodschappen (spesa)
levensmiddelenwinkel (negozio di alimentari)
slagerij (macelleria)
Bakkerij (panetteria)
vishandel (pescheria)
banaan (banana)
appel (mela)
sinaasappel (arancia)
tomaat (pomodoro)
salade (insalata)
aardappel (patata)
ui (cipolla)
knoflook (aglio)
peper (pepe)
kruiden (spezie)
aromatische kruiden (erbe aromatiche)
chocolade (cioccolato)
yoghurt (yogurt)
tussendoortje (snack)
drank (bevanda)
biologisch voedsel (cibo biologico)
verpakt voedsel (cibo confezionato)
diepvriesvoedsel (cibo surgelato)