Vocabolario del giorno
appel (mela)
sinaasappel (arancia)
banaan (banana)
peer (pera)
perzik (pesca)
druif (uva)
citroen (limone)
kers (ciliegia)
aardbei (fragola)
watermeloen (anguria)
meloen (melone)
mandarijn (mandarino)
kiwi (kiwi)
framboos (lampone)
blauwe bes (mirtillo)
pompelmoes (pompelmo)
watermeloen (cocomero)
vijg (fico)
hazelnoot (nocciola)
kastanje (castagna)
abrikoos (albicocca)
pruim (prugna)
ananas (ananas)
papaja (papaia)
mango (mango)
avocado (avocado)
guave (guava)
lychee (litchi)
kokosnoot (cocco)
Mispel (nespola)