Vocabolario del giorno
vogel (uccello)
papegaai (pappagallo)
zwaan (cigno)
duif (colomba)
kraai (corvo)
muskeezer (passero)
flamingo (fenicottero)
meeuw (gabbiano)
uil (gufo)
arend (aquila)
valk (falco)
Merel (merlo)
kanarie (canarino)
reiger (airone)
pelikaan (pellicano)
struisvogel (struzzo)
pinguïn (pinguino)
ooievaar (cicogna)
kalkoen (tacchino)
fazant (fagiano)
snavel (becco)
veer (piuma)
vleugels (ali)
nest (nido)
ei (uovo)
vliegen (volare)
zang (canto)
tsjilpen (chirpido)
zwerm (stormo)
ekster (gracchio)