Vocabolario del giorno
bloem (fiore)
roos (rosa)
tulp (tulipano)
madeliefje (margherita)
zonnebloem (girasole)
orchidee (orchidea)
lelie (lilium)
viooltje (violetta)
hyacint (giacinto)
iris (iris)
tuinanjelier (gardenia)
narcis (narciso)
klaproos (papavero)
pioen (peonĂa)
azalea (azalea)
cyclaam (ciclamino)
lavendel (lavanda)
gentiaan (genziana)
bloemist (fioraio)
boeket (bouquet)
bloemblad (petalo)
bloemblaadje (stelo)
blad (foglia)
stuifmeel (polline)
zaad (seme)
plant (pianta)
vaas (vaso)
tuinieren (giardinaggio)
bewateren (innaffiare)
snoeien (potare)