Vocabulary of the day
één (one)
twee (two)
drie (three)
vier (four)
vijf (five)
zes (six)
zeven (seven)
acht (eight)
negen (nine)
tien (ten)
tellen (count)
cijfer (digit)
totaal (total)
optellen (add)
aftrekken (subtract)
meer (more)
minder (less)
gelijk (equal)